donderdag 5 maart 2009

HET LEGER VAN ALLAH


HET LEGER VAN ALLAH

De titel is weeral verkeerd. Er zou moeten gestaan hebben, niet het Leger van Allah, maar het Leger van hen die beweren Allah op aarde te vertegenwoordigen. Dat zou tenminste even duidelijk zijn als Generaal Rommel die Hitler vertegenwoordigde. “God mit Uns” stond alleen op de koppelriem van zijn soldaten, maar ‘dat wasom te lachen’. En lachen dat we gedaan hebben!

Dit klein (uitgebreid) werkstukje wil niet meer zijn dan een geheugensteuntje telkens wij een zwerm tabbaarden en boerka’s zien samenstromen, onderweg naar hun bijscholing in het Vrijdaggebed.….Hoe zouden zij denken, moesten zij weten wat er dan werkelijk in ons omgaat. En wat zouden wij schrikken moesten wij weten wat er werkelijk in hen omgaat….Stilte voor de storm? .

Het vrije woord versus een laffe lemmingen-elite (links hersteld)

Door Andrew Bostom 3 maart 2009

Het is hoog tijd om op te houden met de groteske karikaturisering in de media van Wilders' ondubbelzinnige verdediging van het vrije woord.

Moslims in India probeerden ooit in de jaren '80 de sharia op te leggen juist door misbruik te maken van anti-haatzaai- en anti-discriminatiewetten. Dat leidde bijna tot een verbod op de Koran.


De Nederlandse parlementariër Geert Wilders kwam deze week naar de Verenigde Staten, rechtstreeks uit Italië, waar hem de Oriana Fallaci Free Speech Award werd uitgereikt. Tijdens zijn toespraak bij het aanvaarden van de prijs verzocht Wilders het publiek in Rome voor de bescherming van onze meest fundamentele westerse vrijheid zorg te dragen: de vrijheid van meningsuiting. Wilders benadrukte zijn streven in weerwil van de fanatieke aanvallen op zijn standpunten door de media, met de volgende helder geformuleerde toelichting:

… Dat is waarom ik pleit voor het intrekken van alle “hate-speech” wetgeving in Europa. Ik stel voor tot een Europees Eerste Amendement te komen. Vrijheid van meningsuiting is de hoeksteen van onze Westerse beschaving, de hoeksteen van onze democratieën en de hoeksteen van onze vrijheid. Dat is de reden waarom de vrijheid van meningsuiting moet worden uitgebreid in plaats van beperkt. Salman Rushdies “De Duivelsverzen”, Ayaan Hirsi Ali en Theo van Goghs film “Submission”, Kurt Westergaards cartoons en mijn documentaire “Fitna” mogen nooit verboden worden, maar moeten worden beschermd.
Zoals George Orwell ooit zei: "Als de vrijheid ook maar iets betekent, dan is dit het recht om mensen te vertellen wat ze niet willen horen".

Een tijd terug, toen hij de Koran haatdragend noemde en daarbij verwees naar de Nederlandse wet, refereerde Wilders simpelweg aan niets meer dan een consequente toepassing van die wet.
En net als Winston Churchill deed (die schreef dat Mein Kampf "... de nieuwe Koran van geloof en oorlog: opgezwollen, breedsprakig, vormeloos, maar zwanger van haar eigen boodschap"), vergeleek Wilders de Koran met Mein Kampf (dat wel om die reden verboden is) en noemde de Koran haatzaaiend volgens het Nederlandse Wetboek van Strafrecht.

De Koran Petitie van Calcutta

Wilders' consistentie herinnert aan De Koran Petitie van Calcutta uit de jaren ‘80. Net als zijn hindoe voorgangers in India destijds, had Wilders meer dan genoeg van het islamitische misbruik van soortgelijke wetten, en zegt simpelweg dat zodra iemand “haat-zaai” teksten verbiedt diegene overeenkomstig de Nederlandse wet dan ook de Koran, die eveneens “haatzaait”, zou moeten verbieden (op grond van diezelfde bestaande Nederlandse wet).

De Koran Petitie van Calcutta stelt dat het feit dat de moslims de sharia proberen op te leggen aan de meerderheid van niet-moslims door grof misbruik te maken van allerlei anti-haatzaai- en anti-discriminatiewetten, de kern van het probleem [de teloorgang van het vrije woord] is.

In die Petitie wordt bijvoorbeeld de rechtszaak beschreven van twee hindoes die waren gearresteerd op grond van artikelen uit het Indiase strafrecht, die door moslims werden uitgemolken om te voorkomen dat in het openbaar kritiek geuit zou worden op Mohammed of andere aspecten van hun levensovertuiging. De misdaad die de twee hindoes hadden begaan was de publicatie van een affiche waarop niets anders was afgedrukt dan 24 verzen uit de Koran, gevolgd door de tekst: "Waarom er in dit land rellen plaatsvinden”. In deze historische rechtszaak werden de twee hindoes uiteindelijk vrijgesproken door een wakkere magistraat die van mening was dat:

“... uit een nadere bestudering van de Ayats [strofen] blijkt dat dezen schadelijk zijn en haat propageren, en het zeer aannemelijk is dat dezen tegenstellingen aanwakkeren tussen mohammedanen enerzijds en de overige gemeenschappen anderzijds.”

Geert Wilders is tegen alle vormen van anti-haatzaai- en de meningsvrijheid beperkende wetten, zoals hij uitdrukkelijk stelde op 19 februari 2009 in Rome, en recentelijk ook weer tijdens zijn bezoek aan de Verenigde Staten: "Alles moet gezegd kunnen worden, behalve het oproepen tot geweld."

Aan onze laffe lemmingen-elite in de media

Het is dus al lang hoog tijd dat media van welke politieke signatuur dan ook ophouden met hun groteske karikaturisering van Wilders' verdediging van het Vrije Woord.
Het demoniseren van Wilders en het afdwingen van een feitelijke beperking van zijn vrijheid om de islam te bekritiseren, zelfs ondanks alle juistheid van zijn bezorgdheid, is een taak waarvoor onze laffe, lemmingen-elite in de media blijkt beter geschikt te zijn. Shame on you!

Bijlage:

De Koran Petitie van Calcutta (“The Calcutta Quran Petition”)

In 1985 probeerden enkele burgers in India de Koran te laten verbieden nadat zij opmerkten dat moslims steeds vaker misbruik maakten van anti-haatzaai- en anti-discriminatiewetten om critici het zwijgen op te leggen en islamkritische publicaties te verbieden: "tot nu toe is het een privilege geweest van de mensen van het boek om de heilige literatuur van niet-moslims te verbieden of te verbranden."

De motivatie voor het verbieden van de Koran was "op de basis van religieuze aanmoediging in de Koran tot disharmonie, het gevoel van vijandschap, haat en tegenwerking tussen verschillende religieuze gemeenschappen en het aanzetten tot haat en geweld in het algemeen en het verstoren van de openbare rust."

De opstellers van de Petitie voegden daar aan toe niet per se de Koran te willen verbieden, maar de gelegenheid te willen gebruiken om de inconsistentie aan de kaak te stellen waarmee het verbieden van kritiek en kritische boeken werd toegepast. Een wetstoepassing die zij "contraproductief" noemden. In het geval van de Koran waren zij zelfs de mening toegedaan "dat meer en meer niet-moslims het zouden moeten lezen zodat zij uit eerste hand de kwaliteit van de leerstellingen zouden kunnen beoordelen."

De petitie leidde tot massaprotesten door moslims en zware rellen zowel in India als daarbuiten. Lees hier meer over de geschiedenis van deze Petitie.

Enkele fragmenten uit de Koran Petitie van Calcutta (“The Calcutta Quran Petition”) van 1986

[fragment I.]

De petitie heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan een belangrijk doel. Door het indienen van een writ petition [rechtsmiddel in India—vert.] voor een verbod op de Koran, heeft Chandmal Chopra aandacht gevestigd op een onderwerp dat hindoes ten koste van een hoge prijs te lang hebben verwaarloosd. Zij moeten kritisch de bewering onderzoeken dat de Koran een heilige tekst zou zijn, en de islam een godsdienst. Als hindoes deze studie over het karakter van de islam in alle ernst en wetenschappelijkheid oppakken, zal de petitie zijn doel hebben bereikt.

Mahatma Gandhi over de psychologie van de hindoe

De paniek die de overheid en deelregeringen tentoonspreiden in het zicht van gewelddadige islamitische bendes, wijst naar een geestesgesteldheid waar hindoes zich nog van moeten bevrijden. "De dertienhonderd jaar van imperialistische expansie," schreef Mahatma Gandhi, "heeft de moslimstrijders tot een als klasse gemaakt. Ze zijn daarom agressief. Psychische terreur is de natuurlijke expressie van een agressieve geest. De hindoe heeft een eeuwenoude beschaving. Hij is in essentie geweldloos. Het overwicht van de niet-gewelddadige geest heeft het gebruik van wapens beperkt tot een kleine minderheid. Niet wetende waartoe [die wapens—vert.] zouden dienen noch de bekwaamheid ze te hanteren, zijn zij [de hindoes—vert.] op deze wijze dociel geworden op het timide of zelfs laffe af."

Hij was ervan overtuigd dat de moslims niet zullen ophouden met (psychische) terreur zolang hindoes lafaards blijven. Hij zag geen hoop voor een gezonde relatie tussen de twee gemeenschappen tot dat deze onbalans gecorrigeerd zou zijn. "Maar mijn eigen ervaring," merkte hij op, "bevestigt de opinie dat de moslim in het algemeen een tiran is en de hindoe een lafaard" Als de hindoes de wens hebben om de moslim-tiran te veranderen in een respectabele vriend, moeten zij leren om te sterven bij het tarten van de grootste risico’s; hindoes moet ophouden bang te zijn voor de moslim-tiran."

[fragment II.]

De moslim “Ummah” is een militaire machine

De verzachtende toon over de orthodoxe islamitische theologie besteedt veel aandacht aan niet-militaire onderwerpen, zoals geloof, zuivering, gebed, aalmoes, vasten, pelgrimstochten, huwelijk, echtscheiding, zakelijke transacties, successie, schenkingen, legaten, geloften, eden, criminaliteit, straf, de overheid, de jacht, eten, drinken, kleding, decoratie, wenskaarten, magie, poëzie, visioenen, dromen, grond, laatste dag, berouw, enz. Maar de regels die zijn vastgelegd voor iedere moslim, zijn overal en altijd dezelfde. De uiteindelijke uitkomst hiervan is dat deze uniforme structuur van geloof en gedrag, het individu in de mens uitwist en hem kneedt tot onderdeel van een hecht samengesmeed collectief, de “Ummah”.

De Ummah echter verschiet geheel van kleur wanneer het naast de jihad wordt gelegd, waarmee de kleuren niet minder welsprekend worden. Het lijkt dan teveel op een militaire machine om nog voor een vreedzame samenleving door te kunnen gaan. De regels die zijn vastgelegd in de sharia lezen als een handleiding voor gebruik in de militaire kazerne — elke ochtend gewekt worden door de oproep met een hoornsignaal, dan het opklappen van het bed, het vegen van de vloer, het uniform in de plooi strijken, de schoenen poetsen, haasten voor een bad, het bewegen van het lichaam op verschillende manieren in massagymnastiek, het delen van maaltijden in de kantine, drinken uit een gemeenschappelijke beker en, ten slotte, voor de krijgsraad verschijnen voor de gemaakte fouten in ieder afzonderlijk onderdeel. Men mag verbaasd en geamuseerd zijn over deze mechanische uniformiteit waarmee een patroon van externe oefeningen door de woordvoerders van de islam worden uitgelegd als de essentie van de universele spiritualiteit en moraal. Gebeden of Militaire Oefening? D.S. Margoliouth citeert verscheidene vroege islamitische bronnen over hoe de islamitische gelederen eruit zagen aan de vooravond van de Slag bij Badr [624 na Chr., de door Mohammed gewonnen oorlog tegen de Quraish van Mekka, waarmee de expansie van de islam begon—vert.].
"Van de strijd die volgde hebben we geen duidelijk en gedetailleerd verslag, maar wij weten ten minste enkele van de factoren die tot resultaat hebben geleid. De discipline van de salat of het gebed, waarin de moslims in rijen werden opgesteld, waarna zij de gymnastische oefeningen die een leider hen voordeed precies moesten nadoen, en waarbij het uit de toon vallen bedreigd werd met een goddelijke straf, had gediend als een ruwe vorm van drillen. Pas vlak voor de strijd gaf Mohammed het recht om uit de lijn van de troepen te vallen. De Mekkaanse generaal Utbah, de zoon van Rabiah, was perplex toen hij ze zag, geknield, stil, alsof ze stom waren, met hun tongen uitgestoken als slangen. Ze waren allemaal volkomen ondergeschikt aan de wil van hun profeet, die zich ervan bewust was dat de generaal zijn leven onder geen beding zou willen riskeren.
Voor hem werd dus achter het leger een hut gebouwd, van waaruit hij in gezelschap van zijn meest vertrouwde adviseurs bevelen kon uitvaardigen en waar kamelen klaarstonden om gebruikt te worden als de leiders moesten vluchten in het geval van een nederlaag."

De waarnemingen van graaf Keyserling

De militarisering van het dagelijks leven van de moslim werd met veel belangstelling opgemerkt door graaf Keyserling (1880-1946) tijdens zijn reizen in islamitische landen. Hij vatte zijn algemene indruk samen in zijn boek Het Reisdagboek van een Filosoof. De “Islam is een religie,” schreef hij, “van absolute overgave en onderworpenheid aan God - maar aan een God met een specifiek karakter: een Krijgsheer die met ons naar believen kan doen wat hij wil en die ons permanent paraat houdt tegen de vijand.
De rituelen van deze overtuiging belichamen daarom de idee van (militaire) discipline. Wanneer de ware gelovigen elke dag op vaste uren in strak gelid hun gebeden doen in de moskee, allemaal met dezelfde gebaren op hetzelfde moment, wordt dit niet, zoals in het hindoeïsme, gedaan als een methode tot zelfrealisatie, maar in de geest waarin de Pruisische soldaat defileert voor zijn Kaiser. Deze militaire basis van de islam legt alle essentiële deugden van de moslim bloot. Het verklaart ook zijn fundamentele gebreken -— zijn onwil tot vooruitgang, zijn onvermogen zichzelf aan te passen, zijn gemis aan innovatie. De soldaat moet gewoon orders gehoorzamen. De rest is de zaak van Allah."

Pssst. Voortaan zullen wij de geknielde biddende moslims, hoofd geboden en achterste omhoog, voortaan bekijken met andere ogen….wetend dat op de achtergrond kamelen wachten om de Leiders, in geval van nederlaag in veiligheid te brengen.

Andrew Bostom (MD, MS) is Associate Professor of Medicine en de auteur van o.a. “The Legacy of Jihad” (Prometheus, 2005), “The Legacy of Islamic Antisemitism” (Prometheus, 2008) en het compendium van bronnen over de geschiedenis van de Jodenhaat in de islam, “The Legacy of Islamic Antisemitism: From Sacred Texts to Solemn History”.
Dit artikel is een vertaling van Freedom of Speech; Wilders, Orwell and the “Koran-Ban”. ===

Geen opmerkingen: