zondag 19 april 2009

ALS DE WAARHEID WOEDEND MAAKT (Deel 2)

ALS DE WAARHEID WOEDEND MAAKT (deel 2)

En dan komt hij uit zomervacantie terug en heeft een geïmporteerde bruid bij zich…Dat was de zin uit de tekst van Mr Bron (Het Vrije Volk) dat mij bijna van mijn stoel deed tuimelen. En toch stond er iets verder nog erger! Hun vrouwen maken Duitse kinderen en dus moet de Duitse Staat voor hen zorgen…..
Verder geen commentaar. Tenzij het failliet van links gestuurde na-oorlogse samenleving. De kleurtjes zijn van mij: het groen van de Islam-haat en het geel van de Vlaams Nationalist…..
Hier, in Bremen, is ‘dansen op een vulkaan’ een nog te softe omschrijving voor de dreiging, waarvan het niet meer de vraag is of die tot uitbarsting komt, maar wanneer die uitbarsting komt.
Bremen… in vogelvlucht hoeveel kilometer van Molenbeek? Van Sint Lambrechts Woluwe?
Als de vlam in pan slaat, slaat Europa in brand. En het zou dan wel eens kunnen zijn, dat de Bremer Stadmuzikanten en al hun stadsgenoten beter af waren onder de ‘propere en handenvrije’ bommentapijten van de USA-moordenaars (1944-45) dan onder het van bloed druipend zwaard van de wrekende Islam.

E.J. Bron 17 april 2009

Hij heeft nog nooit tot de goede adressen van Bremen behoord. In de huurkazernes van de Lüssumer Heide, een kleine, smerige straat, woonden vroeger arbeiders van de Bremer scheepswerven. Toen de scheepswerven in de jaren-80 begonnen te sterven, kwamen er eerst Amerikaanse soldaten in, die er ook snel weer uit gingen. Tenslotte kwamen er steeds meer en meer migranten, mensen uit meer dan 70 verschillende landen. Ze wilden in de buurt van hun families wonen. Of ze werden door de instanties gestuurd, omdat hier grote en goedkope woningen te krijgen waren.

Begeerde speculatieobjecten

Aan het einde van de jaren-90 werden veel van de woonblokken in Bremen-Noord, net als elders in Duitsland, verkocht aan onroerendgoed- en hedgefondsen. Huizen met bewoners, van wie de huur betrouwbaar door de sociale dienst werd betaald, golden als begeerde speculatieobjecten.
Hoofdzaak, op de een of andere manier verhuurd aan gemakkelijk te verzorgen mensen, die niet weten hoe men zich juridisch correct tegen een kapotte verwarming of schimmel verzet. Zwijgzame huurders. De meesten: migranten.

Tegenwoordig loopt men door de Lüssumer Heide en beleeft het trieste dagelijkse leven van een Koerdisch dorp. Vrouwen die gebloemde stoffen voor hun jurken en hoofddoeken bij het kleine busje aan de rand van de straat kopen. Jongens, die hun nachten in het internetcafé doorbrengen en ’s middags om twee uur mopperend uit hun slaapkamer komen. Meisjes, die op de speciale school zijn beland, omdat ze slecht Duits spreken.

Het is niet zo dat de gewone burgerwereld zich niet om deze wijk zou bekommeren. Toch trekt er niemand, die de aansluiting aan de maatschappij wil behouden, naar zulke gebieden. Maar op het laatst, als het beangstigend verkeerd gaat, als de warme, gemoedelijke, sociale vrede in gevaar lijkt – pas dan stort de Duitse sociale industrie zich op deze plekken. Een studie van de Bertelsmann-stichting heeft aangetoond dat de staat zestien miljard euro jaarlijks verliest door gebrekkige integratie. Welke kosten op Duitsland afkomen als de volgende generatie ook mislukt, kan niemand voorspellen. In menige Duitse grote stad is tweederde deel van de kinderen onder de vijf jaar afkomstig uit migrantenfamilies, in enkele wijken zelfs meer dan 80%. Wat als de jongsten ook in het niets van de samenleving belanden?

Radeloosheid in het hulpverlenerkamp

En zo stort zich dus een hele armada gezinshulpverleners, streetworkers, sociaalpedagogen, sollicitatiehulpverleners, spraakleraren, baantjesbemiddelaars, psychologen, conflictbeheersers, hulpverleners van de jeugdrechtbank en wijkpolitie op de gezinnen, die het jarenlang achter elkaar niet lukt om voor zichzelf in Duitsland een zelfstandig leven op te bouwen.

Blauwhelmen in het middelpunt

Alireza Mohamadzadeh, een voormalige vrijwillige jeugdhulpverlener in Bremen, zegt: ”Veel stadswijken zien eruit als een ziekenhuis. Er zijn meer sociaal werkers dan bewoners. Men geeft de mensen het gevoel: Jullie zijn ziek. Aan jullie moet aandacht besteed worden.” Crisisinterventie, dag na dag, om in ieder geval diegenen te helpen die wellicht nog te redden zijn. Een sociaalpedagoge, die al vele jaren in een jeugdinrichting in Bremen-Noord werkt, zegt: ”Vaak word ik bij een vergadering geroepen om over één enkele moeilijke jongere te praten. Dan zitten er 20 mensen in de vergaderruimte, alles wat men zich aan professionele hulpverlening kan voorstellen, die allemaal zeggen: Geen idee, wij weten het ook niet meer.”

Leger van de radeloosheid

Zoals zoveel mensen die men ontmoet in Bremen-Noord, wil ook deze sociaalpedagoge haar naam liever niet noemen. Politieagenten, sociaal werkers, leraren, woningbouwverenigingen – zij willen allemaal niet herkenbaar zijn als Bremen in een kwaad daglicht komt te staan. Bovendien werd verleden jaar de leider van een jeugdcentrum voor vrijetijdsbesteding door een bende in elkaar geslagen, nadat hij in het openbaar had gezegd dat zijn jongens helemaal niet zo hard zouden zijn en dat ze zelfs vaak bang waren voor honden. Hier is niet veel nodig om je gezicht verbouwd te krijgen.

”De samenleving faalt”

”Steeds weer hoopt men bij de een of de ander dat men hem wellicht toch een beetje in de Duitse samenleving kan integreren. En dan komt hij van de zomervakantie terug en heeft een geïmporteerde bruid bij zich. Wij falen. De maatschappij faalt”, zegt de sociaalpedagoge. En in welk Duitsland moeten de jongeren zich überhaupt integreren? In het Duitsland van de getto’s?

Een cultuurvereniging op vrijdagmiddag, voetgangerszone in Bremen-Noord, Blumenthal. De ramen zijn dichtgeplakt met bonte affiches. Elke dag hangen hier de jonge mannen van de wijk in de stoelen en de banken, ze kaarten, ze drinken thee en doen zich voor als stoere gangsters.
Deze vrijdagmiddag is het Cemil, die zich opwerpt als de woordvoerder van de 20 jongens. Een magere man van midden in de 30. Hij strijkt zichzelf steeds opnieuw over z’n kale hoofd en praat en vloekt, en tenslotte brult hij: ”Wat willen die van me! Ik spreek Duits, ik eet Duits, ik denk Duits en desondanks behandelen ze me als oud vuil!” Hij heeft net zijn drie kinderen van de kleuterschool gehaald – ”voor altijd. Die gaan daar nooit meer heen”, zegt hij. Hij is door het lint gegaan, omdat de kleuterjuf zijn zoon ervan beschuldigd heeft dat hij het raampje van de wc kapot gemaakt zou hebben. Ze heeft Cemil met de politie gedreigd en hij had gebruld: ”De smerissen, alstublieft, doet u dat maar!” Ze heeft hem een schoolverbod gegeven. Net zoals de sociale dienst. Net zoals de instanties voor buitenlanders. ”De Duitsers moeten oppassen, anders is het oorlog!”, brult Cemil. De anderen knikken. Iemand roept: ”De opstand in Frankrijk was klasse! Ook wij zullen ons verdedigen!”

Onbestemde gedachten

Men voelt zich niet prettig op deze grote bank in deze enorme kamer. Elk van deze woedende jonge mannen vertelt verhalen over de shitinstanties. De shit-Duitsers. De shitverneukers in dit shitland. Eentje zegt: ”Als je Mohammed heet, krijg je nooit een baantje.”Een ander zegt: ”Als de Duitsers niet veranderen, dan gaan we. Dan is hier niets meer om voor te blijven.” En dan denkt men plotseling: Ga dan toch! Dat zou goedkoper zijn! – en schrikt tegelijk bij deze onbestemde gedachte.

Veel van deze theecafé jongens zijn hier geboren. Velen hebben zelfs een Vwo-diploma. Ze beheersen allemaal de Duitse taal perfect. Deze jongens zijn de zonen van Duitsland. Meer nog: ze zijn met velen. Ze zijn de toekomst – in ieder geval demografisch. Maar er is niet eentje van hen die zich hier thuis zou voelen. Niet eentje die zich waar dan ook thuis zou voelen. Deze jongens lijken op vissen, die uit het aquarium gevallen zijn.

”Het is de hel als zoveel buitenlanders op een kluitje leven”, zegt Ali op deze vrijdagmiddag in de cultuurvereniging. Hij is de zesde zoon van een 14-koppige familie uit Libanon. ”Wij willen zelf niet dat onze kinderen in deze gastarbeiderwijk opgroeien. Teveel vuilnis. Teveel criminaliteit. De Duitsers moeten de buitenlanders over alle stadswijken verdelen. Anders kun je het vergeten.”

Harde straffen of pedagogiek?

Heel veel van zijn vrienden zin al tientallen keren met de politie in aanraking gekomen. Hijzelf ook. Ze waren nog kinderen toen de ergernis begon. Toen er wijkagenten in hun gezinnen kwamen en ”normenverduidelijkende gesprekken” voerden – stalen ze gewoon door. Toen het Openbaar ministerie zich bij hen meldde, steeds maar weer, en hulpverleners van de jeugdrechtbank en rechters constant op hen inpraatten – overvielen en roofden ze gewoon door. Velen van hen kwamen op een gegeven moment in de gevangenis terecht. Maakt niet uit. Ali haalt z’n schouders op en zegt: ”Wat moeten we doen? De Duitsers zien ons in de supermarkt en sturen zes bewakers achter ons aan. Jullie denken sowieso dat we crimineel zijn. Dus zijn we het ook.”

Steeds opnieuw ontbrandt de discussie over: Hoe moet men omgaan met jongens zoals Ali? Strengere straffen, snellere vonnissen, opvoedingskampen of uitwijzing – de samenleving is hulpeloos en schreeuwt om de hardheid van de wet. In Bremen werd onlangs aangifte wegens rechtsverdraaiing gedaan tegen de jeugdrechter Meinders. Hij had in het ”Römerstraßen-proces” drie jongeren uit immigrantenfamilies met vrijspraak en voorwaardelijke straf laten lopen. Ze hadden een student zó in elkaar geslagen dat die daardoor zwaar gehandicapt raakte. Het Openbaar Ministerie was boos, politici gingen tekeer, burgers schreeuwden in lezersbrieven: Schandaal!

Rechter Meinders – de slappeling in toga

Maar wanneer men tegenover hem zit in zijn kantoor in de binnenstad van Bremen en hij over zijn alledaagse beroepsleven vertelt, brokkelt de woede af. Rechter Meinders is een nadenkende man, geen domme. Ook hij heeft herkend dat de hardheid van de delicten de laatste jaren veranderd zijn – minder diefstal, meer roofoverval. En ook hij geeft toe dat zijn invloed aan menig jongere compleet voorbij gaat. Maar wat zou hij moeten doen? ”We kunnen toch niet iedereen in de gevangenis stoppen. Het Duitse jeugdstrafrecht is sterk pedagogisch georiënteerd. Moeten we dat opgeven?”, vraagt hij. En: ”Wat dan?”

De roep naar meer consequentheid

Het zijn verheven ideeën uit de humanistische wereld van de verlichte burger, die rechter Meinders zo welgekozen formuleert. Maar waartoe leidt dat, wanneer het aantal veroordelingen van de Bremer jeugdrechtbanken bij 15% ligt, terwijl bij het landelijke gemiddelde 43,8% van de processen eindigt met een vonnis? Begrijpen de jongeren dat ”het stopzetten van een proces onder voorwaarden” een waarschuwingsschot voor hen is?

Of zien ze dit als een overwinning?

Intussen eisen niet alleen de stamtafels, maar ook ontelbaar goed geïntegreerde migranten meer druk en consequentie. Minder multiculti-knuffelen. Hardere aankondigingen. Niet alleen door justitie, maar van alle instellingen van de samenleving. Sociologen zoals Ralph Ghadban, in 1972 uit Beiroet naar Duitsland gekomen. Hij zegt: ”Of men leeft hier en houdt zich aan de regels of men vertrekt weer. Men kan niet alleen maar van het sociale vangnet profiteren en deze samenleving afwijzen.” Advocates zoals Gülsen Celebi, met Koerdische wortels. Zij zegt: ”De Duitsers hebben een nazi-tic. Ze durven geen kritiek te leveren op gewelddadige migranten, omdat ze bang zijn om als rechts-radicaal omschreven te worden.” Vrouwen die opkomen voor de rechten van de vrouw zoals de sociale wetenschapster Necla Kelek. Zij zegt: ”Duitsers zijn in geval van twijfel eerder bereid hun grondwet te negeren dan zich te laten beschuldigen van vijandigheid tegenover buitenlanders. Velen propageren een tolerantiebegrip dat overeenkomt met zelfopgave.”

Het is moeilijk om niet woedend te worden. Men gaat naar de dokter met de Roma-familie en de kinderen lopen in de apotheek rond en bedelen om snoepjes.
Uiteindelijk ligt de jongste zoon naakt op de weegschaal in de spreekkamer en de dokter zegt: ”We moeten het gewicht nog een keer controleren. Hij is afgevallen” – en de moeder zegt: ”Niet begrijpen”.

Men viert het Bayram-feest met de Koerdische familie en de zoons staren vijandig voor zich uit, allemaal berucht als de hardste jongens van Bremen-Noord, en de vader zegt: ”Mijn vrouw brengt kinderen op de wereld. Nu zijn ze Duitse staatsburgers en de Duitse staat moet voor hen zorgen” – en hij lacht alsof hij net een goede grap gemaakt zou hebben. Het is moeilijk om niet woedend te worden.

Het is onmogelijk.

LINK: http://www.stern.de/panorama/:Integration-Einwanderern-Lange/659816.html?p=2

Bron: www.stern.de

Bovenstaand artikel werd uit het Duits vertaald door:

E.J. Bron

Pssst!
“Sociologen zoals Ralph Ghadban, in 1972 uit Beiroet naar Duitsland gekomen. Hij zegt: ”Of men leeft hier en houdt zich aan de regels of men vertrekt weer. Men kan niet alleen maar van het sociale vangnet profiteren en deze samenleving afwijzen.””

Zou Mr Bron wel zeker zijn, dat genaamde Ralph Ghadban geen verkapte Vlaams Bokker is? Of toch minstens een die de volkse uitdrukking ‘Aanpassen of opkrassen’ van meer dan 30 jaar geleden heeft gestolen?

Geen opmerkingen: