zondag 21 juni 2009

DROMERIJEN VAN EEN OUWE RAKKER

DROMERIJEN VAN EEN OUWE RAKKER

Sotternie
18-06-2009 - Benno Barnard - knack
We zitten op een terras op de boulevard Saint-Germain, de dichter van De lenige liefde en ik. Hebben het over eerste pennenroerselen en hoe ze ook in druk te krijgen. Hebben het over meesters, hij over Auden en ik over Sartre. Ik wijs in het Café de Flore de plaats aan waar hij schreef. Wil nog iets zeggen, word overstemd door kreten van studenten en meejoelende scholieren. Zien wij, halfhartige leraren, onze pupillen daar niet voorbijtrekken, scanderend dat hun tijd er een van nee is, nee aan alle meesters?
De klassieke cultuur, de Bijbel, de humanisten, de Verlichting, de negentiende eeuw, Apollinaire, Kafka en Auden hebben mijn wereldbeeld gevormd, maar de bijbehorende wereld bestaat al bijna niet meer.
Waarschijnlijk betekent deze gedachte gewoon dat ik niet meer mee kan met mijn tijd, die dan ook niet meer aanvoelt als mijn tijd. Een jongere collega verweet me dat ik niet meer helder kon denken als ik voortdurend de doodsklokken over het Avondland hoorde beieren.
Ik ben dus een ouwe zeur aan het worden, de noodzakelijke conservatief van de jeugd, de steen om hun messen aan te slijpen.
En toch heb ik gelijk. We maken wel degelijk een reusachtige historische omwenteling mee. Het hele humanistische beschavingsmodel dat de periode 1500-2000 beslaat, dat zich dus van Gutenberg tot Google uitstrekt, is aan het desintegreren. Onze hersens worden aangesloten op onbegrijpelijke machines; en ondertussen zijn we ooggetuigen van de grootste demografische en religieuze verschuiving in eeuwen. De moderniteit heeft ons gebaard en nu dreigt haar lijk ons te verpletteren - dat is de geestelijke, politieke en artistieke toestand van het westen. En over onze schouder werpen we een laatste blik op de oude burgerlijke cultuur, toen iedereen nog piano speelde en patriottische gevoelens zacht glansden bij een feeërieke verlichting.
Verveemding van het contemporaine versterkt de behoefte aan vriendschap met mensen die tijdens de conversatie niet voortdurend voetnoten nodig hebben, mensen met wie je een wereld deelt, een woud van woorden en symbolen. Vaak zijn dat leeftijdgenoten, maar in mijn geval behoren er ook enkele oudgedienden van 1968 toe, geen anciens combattants maar wel mensen die in politieke zin door de gebeurtenissen in mei van dat jaar zijn aangeraakt.
Herman de Coninck was zo iemand, al kon ik toen hij in 1997 stierf nog niet voorzien hoe vreemd de wereld mij een decennium later zou voorkomen. Geert van Istendael is ook zo iemand - we treden geregeld samen naar buiten en onlangs vergeleek iemand ons nog met Jansen en Janssen uit de avonturen van Kuifje.
Stefaan van den Bremt is een derde achtenzestiger. Ik heb hem pas de voorbije jaren beter leren kennen. Wat wij delen, en wat ik minder met van Istendael deel en helemaal niet met De Coninck deelde, is onze agnostische verknochtheid aan de westerse religieuze traditie. In Van den Bremts nieuwe bundel Voegwerk staat het gedicht 'Schola cantorum', waarin de ik droomt dat hij weer als koorknaap op het doksaal staat te zingen. Aan het huidige geslacht zul je moeten uitleggen wat een doksaal is, wat schola cantorum, wat de katholieke kerk en nu we toch bezig zijn: wat is dat christendom ook alweer? Allemaal woorden uit het bewuste woud.
Terug naar Parijs, het terras van café de Flore. Het klopt dat die twee Vlaamse dichters allebei in het onderwijs stonden, al zou dat voor De Coninck niet lang meer duren. Het zijn 'halfhartige leraren', want ze waren niet zo heel veel ouder dan hun leerlingen en ze sympathiseerden nogal met de om hen heen gistende revolutionaire ideeën. Van den Bremt ontplooide later zelfs een halfhartig politiek activisme, dat hij nog geruime tijd in de gevangenis zou zitten betreuren.
Ik ben net zoveel jonger dat ik van dat hele mei '68 vooral de negatieve kanten zie, de verdachtmaking van bepaalde burgerlijke waarden bijvoorbeeld, maar vooral de verwoesting van het onderwijs. Ons onderwijs is ten onder gegaan aan de misvatting dat kennis ten dienste van de kinderen staat, terwijl onderwijs op het omgekeerde principe moet berusten: kinderen dienen als vaten om oude kennis te bevatten, die zonder hen zou uitsterven.
Het tegenwoordige onderwijs is een vorm van georganiseerd geheugenverlies. Het gevolg is een reusachtige generatiekloof, veel breder dan de natuurlijke gaping tussen ouders en kinderen. Het is alsof we zelf dat woud hebben omgekapt.
Heel terecht noemt Van den Bremt de revolutie een 'sotternie', nog zo'n woord. Wat een ironische gedachte dat de revolutie van mei '68 - waarbij de politieagenten de enige arbeiderskinderen waren - heeft gemaakt dat de gedichten in Voegwerk voor jongere lezers op veel plaatsen onbegrijpelijk zijn! Want hoe moet je bijvoorbeeld 'dat rode daar, dat rode' interpreteren als je het verhaal van Jakob en Ezau niet kent? Of 'de oude stad met de teruglopende wijzers' als je nooit hebt gehoord van de achteruitlopende klok in het Praagse getto?
Het geheugen was voor de oude Grieken niet zonder reden de moeder van de Muzen.
________________________________________

Commentaar
Deze zoon des dominees heeft mij al dikwijls, niet altijd, maar toch bij herhaling, geërgerd. Al is ‘ergernis’ dan een al te gemakkelijk woord voor dat wat hij oproept. Ik kan mij van het vermoeden niet ontdoen dat hij vaak bewust de ergernis, om de ergernis, opzoekt. Maar nu wil hem, ter wille van die paar lijntjes in dit stukje, gaarne vergeven. Zijn slotzin over de Oude Grieken die het geheugen (der mensen?) niet zonder reden de moeder der Muzen zouden geheten hebben, is adem benemend mooi. Het spijt mij danig dat deze gedachte niet van mij komt! Maar het vat kan niet geven wat het niet inhoudt…..
Dat bewijst juist het verschil tussen Meesters en leerlingen….
Dat de Heer Benno Barnard (*) het nog altijd spijtig vindt dat Herman De Coninck hem (en ons) voortijdig ontvallen is, kan ik dit gevoel met hem delen. De dichter Herman De Coninck is op straat, na een slemppartij (ja toch?) zo maar op het voetpad, tussen vrouw en vrienden, ineens stokkedood gevallen, op het toppunt van zijn roem, en vòòr hij Hugo Claus, die andere grootmeester waar de Heer Barbard (uit broodnijd?) liever zedig over zwijgt (groot gelijk!) moest meemaken die er vrijwillig maar met veel tam-tam uitstapte. Ja, Herman De Coninck is ons ontvallen, maar hij heeft ons toch zijn droevige weduwe nagelaten, de aanminnige linkse teef Kristien Hemmerechts! Uit haar losse flodders die ik onder ogen kreeg (zou dat mens echt gedrukt worden?) kan ik onmogelijk begrijpen dat ze zelfs, na verloop van tijd, aan een vervang-husband is geraakt! Die man verdient een medaille voor moed en zelfopoffering!
De andere Grootheden (Godheden?) die de Meester vernoemt, zijn mij grotendeels onbekend. Buiten de evidente Jean Paul Sartre, van wie ik in mijn humaniora-jaren nog, tot vervelens toe, een boek(je) heb moeten lezen. Verplicht, weet wel! Dat ding heette toevallig maar goed gekozen ‘La Nausée’ (De Kots) en het is slechts door mij in die periode te concentreren op Paul Van Ostayen dat ik dat existentialistisch gedoe heb kunnen overleven. Dat heet dan de grote waanzin genezen met de kleine waanzin, naar analogie met een bepaalde strekking in de geneeskunde, homeopathie geheten, die werkt met verdund water (!) aangevuld met daar in een honderdste of een duizendste deel van de betrokken ziektekiemen. Een mens moet er maar opkomen om fortuin te maken! De schots en scheef gedraaide verzen van Van Ostayen spoken zelfs nu, na zoveel jaren, nog altijd in mijn koortsdromen. Ja, die Sartre kan best mooie dingen geschreven hebben. Ze liggen mij niet. Net zomin als die kunstenaar (hoe heet die ook weer, als ’t niet Fabre is, die zelfs in Parijs in het Louvre hangt. Neen niet de kunstenaar zelf hangt daar, maar werken van hem), wel die ‘kunstenaar’ slaagt er in om zijn strontmachine, ja ja echte biologisch gegarandeerd ononderbroken productie, zuiver van samenstelling, geur, kleur en uitzicht, een ‘cloacca’-machine verkocht te krijgen. Voor ‘big money’ dan nog! Voor een ‘cloacc maxima’ (hoofdriooll) hadden de Romeinen 3000 jaar gelden al de nodige wijsheid voorhanden, en wonder boven wonder, dat Romeins ‘kunstwerk’ is actief, tot in onze dagen! Deze hoofdriool, die uitmondt in de Tiber, is yrijelijk maar tegen betaling op bezoekdagen te bezoeken in Rome. Dat natuurlijk voor liefhebbers van rioolachtige kunstwerken, Wilt U weten hoe ik achteraf van Paul Van Ostayen bevrijd geraakte? Door een echte Grootmeester in de Letteren te lezen en te herlezen: Guido Gezelle!
Kijk, het kan zijn dat Meester Benno Barnard vroeg of laat nog die zelfde richting uitgaat. Ik wens het hem van harte : het zal zijn ziel verlichten!
De overige Apostelen die hij vernoemt, zullen mijn belangstelling moeten verdienen via Internet, want ik wil er zelfs geen cent, zelfs geen Eurocent aan vuil maken, tot ik weet welk vlees er in de kuip zit. Auden? Apollinaire? Stefaan Van den Bremt? Kan dat wel gezond zijn!? In ieder geval vertonen de namen van die Heren (Dames?) niet veel kenmerken van Griekse Muzen… Hoogstens van spuitwater..
Ik moet het nog hebben over Kafka, (was die nu Jood, Duitser of Tjechieër? Hij heeft het nooit goed gesnopen), die andere sukkelaar, die nooit met niets noch met niemand content was, en daardoor sedertdien graag geziene ideoloog van zijn vele volgelingen geworden is, die, moest hij het beleefd hebben, nog geen klein beetje verwonderd zou zijn dat zijn gewauwel het epithon ‘Kunst’ zou krijgen. Ik denk dat hij, vooraleer op relatief jonge leeftijd te overlijden aan TBC, een beetje te lang in weer en wind heeft staan wachten op Godot (van een zekere Samuel Becket, geschreven in 1952, ik heb het opgezocht), Het moet hem jaren tevoren in zijn hoofd geslagen zijn. Dat was ik ook, toen ik, wegens ziekte, in mijn jongelingsjaren even uitgeteld was en toen uit verveling en, met tegenzin vanwege mijn brave Moeder, een beetje Kafka las. Veel verder dan een paar bladzijden ben ik nooit geraakt. Later gebeurde dat nooit mee, noch dat uitgeteld zijn door ziekte, noch het speuren naar Kafka. Mijn beroepsloopbaan bood mij Kafkiaanse toestanden in overvloed aan!
Globaal moet ik de Heer Benno Barnard gelukkig prijzen dat zijn geestelijke gezondheid niet àl te erg beschadigd is, iets wat ongetwijfeld te danken is aan zijn belangstelling voor de Bijbel, het Humanisme, de Verlichting. Ik zou hem aanraden lang, zeer lang en nog langduriger, een schilderij van Monet, of de Vlaamse Primitieven, of de Hollandse Meesters, te bezien en in hem op te nemen. Of nog beter: een paar uurtjes per dag in een stadspark te gaan zitten, in plaats van op een Parijs’ frivool stadsterrasje, maar dan op een plekje van waaruit hij geen enkel gebouw meer kan ontwaren. Na verloop van tijd zal hij wel zijn wereld van vroeger terug vinden. Die is namelijk nooit weg geweest….
Opteert de Meester, gezien zijn kostbare tijd, voor een kordatere aanpak, dan moet ik aanraden te voorzien in een werkvakantie op de boerenbuiten. Bij een boer. Een echte agrariër. Daar zal hij terug begrijpen, dat de vreugde van het eten van de salie er in bestaat te eten van de salie die men zelf gezaaid en geoogst heeft. Dat heb ik geleerd van Multatuli (ook een Hollander, die van Adinda’s vader en zijn buffel). Maar daar weet de Meester veel beter over mee te spreken, dan ik,
André Baert.

(*) Werd er nog altijd niets gedaan om die oer-Hollandse naam te vermenselijken? Desnoods met terugwerkende kracht en hulp van zijn vader, en, indien aflijvig, zijn moeder? Ik zou aanraden post-mortem een losse flodder te ensceneren, waarbij zijn biologische echte vader dan bijvoorbeeld Janssens of Peeters zou heten. Dat hangt er van af hoe de toenmalige dominees-helper heette…En als de Burgerlijke Stand dan toch moet worden lastiggevallen, doe dan ook iets aan die voornaam. Maak van die Benno een echte Bernard, om maar iets te zeggen. Staat mooi toch, niet? Bernard Peeters! Dat is pas klasse! En modern! En verduveld, God-nog-aan-toe, Seses Marrante! het is nog goed voor de PR en de omzet van Knack meteen! Ook een beetje werken aan dat Hollands accent, en klaar is Kees, asjemenou! De Nederlanden zijn weer een beetje meer herenigd!
Pssst
Ter attentie van Knack. Kunnen de Heren niet voorzien in een soort vergoeding, als tegenprestatie voor al de goede reclame die hier voor hen gemaakt wordt? Het moet niet noodzakelijkerwijze een gratis jaarabonnement te zijn. Het mag ook de tegenwaarde, uitgedrukt in Euro zijn. Desgewenst bezorg ik natuurlijk mijn bankgegevens. Bede, beste Knackmensen, deze vergoeding buiten Uw boekhouding te houden. Anders krijg ik gewis last omdat ik als gepensioneerde, teveel zou bijverdiend hebben dit jaar. De tweede reden is, dat mijn eega geen weet hoeft te hebben van gezegde bankrekening. Want daar spaar ik, om ter gelegener tijd de bloemetjes te kunnen buien zetten, zonder al te veel huiselijke inkijk. Ik pas wel op!
Ter attentie van de Heer Benno Barnard. Het kan toch nooit zijn bedoeling zijn, een omgekeerde geldstroom te willen op gang brengen, in verband met auteursrechten en zo, dan deze hierboven gesuggereerd? Ik dacht dat iedereen die iets op het Internet zwierde, dat juist deed om naambekendheid te geniete, en niet om geld te verdienen. Denk aan mijn beeldspraak van enkele dagen terug, over dat weggeworpen leeg blikje Cola op de openbare weg. Enfin, met een Hollander weet men nooit! Maar om U te overtuigen van mijn goede bedoelingen, wil ik U (gratis) een prachtig idee aan de hand doen, om zoals Jos Gheysen, of Louis Verbeeck, toch munt te slaan uit Uw geestelijke zweetdruppels. U publiceert Uw ‘collums’ in boekvorm, met achter ieder stukje de ingezonden reactie van Uw lezers. Die heeft U toch, veronderstel ik! Ik doe zelfs, zowel in eigen naam als in naam van mijn erfgenamen gratis afstand van mij auteursrechten. Op voorwaarde echter, dat U als auteur alleen de initialen vermeldt. Ik heb namelijk nog een eer als familievader hoog te houden!

Geen opmerkingen: