dinsdag 24 november 2009

MOHAMMED IBN ABDULAH, ROVER HOOFDMAN




Deel I

Dit is het echte verhaal van een roverhoofdman, die bijna 2000 jaar geleden leefde, maar wiens nakomelingen tot op onze dagen wereldwijd op de loer liggen om te stelen en te branden. Hij is gestorven in 632, maar de verschrikkingen die hij de wereld heeft aangedaan, duren nog altijd voort. Het is echt geen sprookje van Ali Baba en de 40 Rovers….maar van duivels als Osama Bin Laden en zijn 40 miljoen rovers.
Bij hun plundertochten lieten die in het verleden zo weinig mogelijk geschreven bronnen bestaan, zodat de ontwikkeling en de geschiedenis van de overwonnen volkeren, eenmaal uitgestorven, voor goed door hun barbaarse levenswijze zou vervangen worden. Zij verstookten ganse bibliotheken met unieke geschriften sedert het begin der tijden als verwarming en waren fier daarover verslag te kunnen doen in hun veroveringsverhalen. Spottend lieten ze noteren, "Ofwel zijn de boeken in strijd met de Koran en in dat geval is het ketterij, en anders zijn ze in overeenstemming met de Koran en dus overbodig .Na te gaan over de lectuur over Alexandrië (Egypte), al moet er aan toegevoegd worden dat in de eerste Christenheid ook wel een en ander als ‘ketterij’ moest sneuvelen…..
De stad is genoemd naar Alexander de Grote, die een wereldrijk vestigde waar ook Egypte deel van uitmaakte. In zijn opdracht bouwde de Griekse architect Dinocrates de stad vanaf ongeveer 330 v.Chr. Alexandrië was één van de vele steden die werden gesticht door (in opdracht van) en/of vernoemd naar Alexander de Grote.
Zie verder de sectie Andere steden met de naam Alexandrië of de doorverwijspagina Alexandria.

Bijna 1000 jaar was Alexandrië de hoofdstad van Egypte. Aan het begin van onze jaartelling was Alexandrië (na Rome) de tweede stad van het Romeinse Rijk, met wellicht circa 400.000 inwoners. De stad had een zeer gemengde bevolking. De Egyptenaren waren waarschijnlijk wel in de meerderheid, maar zij waren sterk gehelleniseerd. Ook woonden er veel Grieken, Syriërs en was er een vrij grote Joodse gemeenschap. De algemene omgangstaal was eerder Grieks dan Egyptisch. Men sprak vaak van "Alexandria para Aegypton", d.w.z. Alexandrië bij Egypte.
Lange tijd is de stad tevens het belangrijkste internationale centrum geweest van cultuur, kennis en geleerdheid tijdens de periode van de Oudheid en vroege Middeleeuwen. Dit was het werk van de Griekse dynastie der Ptolemaeën die wetenschap en cultuur stimuleerden, om prestige te verkrijgen onder de hellenistische buurkoninkrijken. Dit begon al minder dan honderd jaar na de vestiging van de stad. De Bibliotheek van Alexandrië was met tussen de 400.000 en 900.000 boekrollen een van de belangrijkste bibliotheken uit de geschiedenis, zo niet de belangrijkste. Deze is later verwoest, waarbij een ongekende schat aan kennis verloren is gegaan. Over de precieze toedracht hiervan zijn de meningen verdeeld.
De stad is ook al zeer lang bekend vanwege het feit dat een van de Zeven wereldwonderen uit de Klassieke oudheid zich in deze stad bevond: de Vuurtoren van Alexandrië.
Vanaf 30 v.Chr., toen de laatste Ptolemee – de bekende koningin Cleopatra – stierf, bleef Alexandrië de hoofdstad van de provincia Alexandria et Aegyptus. Dit bleef ook zo onder de Byzantijnen. Alexandrië werd de zetel van het Patriarchaat van Alexandrië. In de 7e eeuw veroverden de Arabieren Egypte en het overige Midden-Oosten. De functie van hoofdstad werd in 969 overgenomen door het door de Fatimiden gestichte Caïro en dit bleef zo tot op de huidige dag. Hierdoor werd de stad geleidelijk aan minder belangrijk.
In de moslimwereld mogen er ook geen beelden bestaan, zodat wij niet weten hoe die roverhoofdman bn Abdullah er ooit heeft uitgezien. Nogal wiedes dat het eerste was dat de plunderaars deden, was die ‘afgoden’ vernielen. Misschien voor het goud en het zilver, maar ook om de herinneringen te wissen…..
Omdat er links en rechts (!) altijd nog wel mensen zullen zijn, die ’t Pallieterke niet lezen, wil ik hen bij deze voor de zoveelste keer wijzen op hun vergissing. Akkoord, het is er niet allemaal goud dat blinkt, maar wekelijks vindt U er toch voldoende kaarsjes om op de taart te zetten, dat héél Uw week één taart wordt. Van dorpsmentaliteit al helemaal geen sprake want de buitenland-bijdragen zijn van de hand van de beste toch nog ergens bestaande pennen, die misschien wel bij DM zitten. Als ze hun ei daar niet kwijt kunnen (of mogen) dan hebben ze meteen vuurwerk voor ’t Pallieterke. De auteurs, uit zelfverweer en/of veiligheidsoverwegingen inzake broodroof, schrijven meestal onder een schuilnaam, want ‘wat niet al lachende kan gezegd worden, is de waarheid niet’….
Ook nu weer onderstaand résumé van een Islam-studie, waar de Werkende Bie Jan Neckers met open vizier grasduint in de Geschiedenis. De feiten zelf kunt U overal vinden, zelfs op Internet, maar als ze U gebracht worden onder een speciaal vergrootglas, dan vind ik dat ze nooit genoeg in het zonnetje gezet kunnen worden.
De reeks is begonnen op 11 november, en hier volgt het Eerste Deel.

Toen kwamen de Arabieren (1)
Dat heeft Allah toch maar mooi geregeld. Nog altijd gelooft een groot deel van de moslims dat de Arabische Blitzkrieg (632-750) geen toeval was. De veroverkng-tochten veegden eeuwenoude beschavingen weg en creëerden een rijk van oledo in Spanje tot Samarkand in Oezbekistan. Zo'n succes kon alleen maar aan de rechtstreekse tussenkomst van Allah zelf te danken zijn en is in de Ara- bische mythologie nog altijd het overtuigende bewijs dat de islam het enige en ware geloof is.
Waarschijnlijk heeft de echte uitvinder, ene Mohammed lbn Abdullah, zelf nooit verwacht of gerekend op zo een triomf. Ibn Abdullah is koopman, rover, prediker en geweldenaar. Hij slaagt erin om tegen het einde van zijn leven het hele Arabische Schiereiland onder zijn leiding te verenigen en de Arabieren een nieuwe en zeer nationalistische ideologie aan te praten. Met Ibn Abdullah begint de erfzonde van de islam: blind geweld tegenover alles wat zich gewapenderhand verzet; maar ook dikwijls diplomatie (met de dreiging van moord en plundering op de achtergrond) om dorpen en
steden over te halen islamitisch te worden. Ibn Abdullah is een stedeling die lid is van een prestigieuze stam van rijke handelaars. Hij slaagt erin de geharde en vechtlustige woestijnbedoeןenen achter zijn leer te krijgen en hen in kleine, maar zeer efficiכnte legers te organiseren.
Bij zijn dood in 632 staan zijn opvolgers voor een dilemma. Op een paar plaatsen hebben wat ambitieuze dames en heren het kunstje van Ibn Abdullah gekopieerd. Ze spelen ook voor profeet en beginnen eigen kleine rijkjes te stichten. In Medina, de nieuwe hoofdstad van Arabiכ, vreest men dat de vele en talrijke Arabische clan- en stam-oorlogen uit het verleden weer herleven. De machthebbers kiezen voor de vlucht voor-uit. De rebellen worden vernietigend verslagen. Ibn Abdullahs opvolger (de kalief = leider der gelovigen) en zijn adviseurs denken terecht dat men burgeroorlogen kan vermij-den als men de aandacht van de bedoeןenen verplaatst naar de rijke territoria elders waar ze ongestoord kunnen plunderen en roven. Zo kan de oemma (gemeenschap) in vrede bij elkaar blijven en zich zelfs uitbreiden.

Verzwakte rijken

De nuchtere waarnemer die niet in die voorzienigheid van Allah gelooft, kan alleen maar constateren dat de Arabieren buitengewoon veel geluk hebben. Er grenzen twee grote rijken aan het Arabische Schiereiland. Daar is het (Oost-) Romeinse Rijk dat wij nu Byzantium noemen, maar dat is een naam die de zogenaamde Byzantijnen zelf nooit gebruikten. Het rijk omvat nog altijd het huidige riekenland, Turkije, Palestina, Libanon, Syrië (waar nogal wat Arabieren wonen), Egypte en delen van Italië en Noord-Afrika. Het prachtige Constantinopel is de hoofdstad en de elite is heel erg rijk. Ze spreekt altijd Grieks, is uiteraard christelijk en ze perst de arme boeren uit waar ze maar kan. In grote delen van het rijk spreken de meeste mensen Aramees of Koptisch en ze belijden een of andere variant van het orthodoxe christendom. In de ogen van vele Griekse machthebbers zijn ze ketters en gevaarlijker dan heidenen, want die weten niet beter. Het Romeinse Rijk is de grote tegenstander van Perzië (grosso modo het huidige Irak en Iran). De Perzische elite is aanhanger van het zoroastrisme (de vuurcultus ) en bestaat feitelijk uit een kleine militaire kaste. Op het grondgebied van het huidige Irak zijn de meeste mensen christen, ook de vele Arabieren die er in het zuiden wonen.

De beide imperia zijn op vele plaatsen bijzonder dun bevolkt. In de vroeger zo rijke steden zijn er al tientallen jaren zware epidemieën die de heersers maar niet onder controle krijgen en die enorme aantallen mensen het leven kosten. Ten tijde van de Arabische verovering van Alexandrië, de op
één na belangrijkste en grootste stad van de antieke wereld, is dat vroegere centrum van beschaving al tot minder dan een derde van zijn oude omvang herleid. Ook in de Perzische steden en dorpen heeft de pest toegeslagen. Alleen in het Arabische Schiereiland zijn er geen slachtoffers omdat de ratten die de pestbacil verspreiden daar geen enkele kans hebben één korrel voedsel te vinden.
De Perzen zijn ervan overtuigd dat de Romeinen nog meer verzwakt zijn en vinden het een geschikt moment om de lange maar ongemakkelijke vrede te verstoren. In een wrede oorlog die zo'n elf jaar duurt, slagen zij erin Syrië en Egypte te veroveren. En natuurlijk ontwricht de oorlog nog verder de
al broze economie van de twee rijken. Voor één keer hebben de Romeinen een soldatenkeizer met enig strategisch talent. Hij valt de Perzen in de rug aan en marcheert via de Eufraat en de Tigris naar het zuiden en verovert de Perzische hoofdstad Cstesiphon. De Perzen zijn totaal verrast en gaan
tenslotte akkoord om de vooroorlogse toestand te herstellen. Ze trekken zich terug uit de veroverde gebieden. En dat is het exacte moment waarop de Arabieren hun interne problemen oplossen door op veroveringstocht te gaan.

Klein, maar doeltreffend

De legende spreekt over reusachtige Arabische legers die uit de woestijn verschijnen en als sprinkhanen de beschaving vernietigen waar ze die aantreffen. In werkelijkheid zijn de Arabische legers vrij klein. Het Schier- eiland is veel te onvruchtbaar om mensenmassa's te voeden. Meestal bestaat een Arabisch legertje uit 3.000 tot 4.000 mannen, en 12.000 strijders is zo ongeveer het maxi-
mum. In tegenstelling tot de multinationale huurlingen legers van hun tegenstanders zijn de Arabische legers echter veel homogener. Alle soldaten zijn trots op hun gemeenschappelijke Arabische afkomst; soms zelfs meer dan op hun nog vrij nieuwe ideologie die sommigen onder hen uit louter oppor-
tunisme aanhangen. De Arabieren zijn eenvoudig gekleed, zoals te verwachten valt bij de meeste woestijnbewoners. Hun bevelhebbers onderscheiden zich niet van de soldaten. Ze slepen geen wagonladingen zijden kledij, zilveren serviezen en uitgelezen hapjes plus een stoet dienaars met zich mee. De kleine Arabische legers leven van het veroverde land. Ze eisen graan en olie en wat
belastingen op en vertrekken. Alleen bij een weigering om zich te onderwerpen overleeft niemand de slachting. Natuurlijk plunderen ze de rijkdommen waar ze die aantreffen, want ondanks de pest en de Romeins-Perzische oorlog zijn de veroverde gebieden in Arabische ogen nog ontzaglijk rijk.

De Arabische legers geloven nog in een min of meer democratische verdeling van de buit en de generaal krijgt niet veel meer dan de soldaat. Een deel van de buit wordt naar de Arabische hoofdstad Medina versleept. De Arabieren zijn goede ruiters en omdat ze niet gehinderd worden door een reusachtige bagagetrein duiken zij altijd onverwachts en meestal veel vroeger dan verwacht op. Maar
ze vechten niet te paard. Voor de veldslag stijgen ze af en zetten zich gedisciplineerd in rijen. Ze vechten dus als infanterie en handelen meestal veel vlugger dan hun soms in ijzer en maliënkolder gehulde tegenstanders. Ze hebben daarenboven geoefende boogschutters en goede speerwerpers die wel weg weten met de cavalerie van de tegenstanders. Ze hanteren allemaal een lang zwaard (nog niet het bekende kromzwaard). Na hun eerste, makkelijke overwinningen leven ze in een roes van noverwinnelijkheid en natuurlijk is de agressieve ideologie van de islam een grote stut onder hun
moreel. Zeker wanneer ze op de vrij pacifistische christelijke gemeenschappen botsen. Ze hebben nog het zelotisme en de solidariteit van de juist bekeerden. De kalief stuurt vanuit Medina de veroveringsoorlogen en in tegenstelling tot de Romeinse keizer of de Perzische sjah moet hij niet bevreesd zijn voor rebellies van de legers. Succesrijke generaals denken er niet aan staatsgrepen te
plegen maar gehoorzamen keurig de bevelen en leggen hun bevel neer wanneer de kalief dat eist.

Jan Neckers
Bron: De grote Arabische veroveringen. Het ontstaan van het islamitisch rijk van Afghanistan tot Spanje (Hugh Kennedy).

Geen opmerkingen: