zondag 14 februari 2010

SINT MAARTEN VOOR ONZE EVENNAASTE

.






.














SINT MAARTEN VOOR ONZE EVENNAASTE





De Goed-Heilig Man
kwam nooit uit Spanje
maar zijn beschermelingen
zijn nog altijd onder ons.



Telkens ik als volwassene de Grote Kindervriend – althans in bepaalde gedeelten van Vlaanderen - die de brave kindertjes op 11 november kwam verblijden, Sint Maarten dus, kwam die niet als die andere Sint, met een stoomboot uit Spanje weer aan. Neen, de Sint Maarten waarvan wij spreken kwam, zei de Meester, ergens uit Klein Azië, want toen bestond Turkije nog niet in onze ogen. Tegen valavond trokken wij in groepjes, kinderen ondereen, met een uitgeholde biet met kaars achter het uitgesneden masker, al zingend

Sinte Maartens avond, de torre gaat mee naar Gent,
En als mijn moeder koeken bakt, ‘k zitte zo geren omtrent.
Stokt vier, blokt vier, Sinte Maarten komt alhier
Om een bitje te warmen.

Volgens de Meester, en die kon het weten, want hij las elke dag de gazet vooraan in de klas, zodat wij vanaf 8-9 jaar (toen al!) werkelijkheids-onderricht kregen…Meester wist alles van de Goede Sit, die hij voor tekende op het bord. Tekenles dus. Hij was afkomstig uit Smyrna, een oud-christelijke stad, in Klein Aizë (stok –tik - op de wandkaart tegen de muur : wij zagen het allemaal!) die later ineens Izmir scheen te zijn geworden. Verleden jaar ontdekte ik dat ook dàt verkeerd was, en moest vervangen worden door nog eens een andere stad in dat Ottomaanse Rijk. Meester moest het nog meegemaakt hebben!

Vandaag ontdekte ik de ware legende, van de Romeinse legioensoldaat, die net zoals deze uit Izmir, etc, de helft van zijn mantel met zijn zwaard afsneed, en wegschonk aan een bedelaar. Ik ben geneigd deze keer deze Sint Maarten , deze van de Franse stad Tours, als de enige juiste te aanvaarden. Maar echt, ik hoop dat het de laatste keer is, dat ik mijn mening moet bijstellen. Er moeten per slot van rekening toch ergens zekerheden zijn in het leven!

Bij de morgenkoffie vandaag was er tussen ons getweeën een discussies op gang gekomen, over de katholieke naastenliefde, die door Paus en Bisschoppen aangehouden wordt, ‘omdat het nu eenmaal de leer van Christus is’ - vooral ten gunste van de avonturiers die ons in eigen land de nek uitvreten, minder voor de volks-eigen behoeftigen. Allez, die hebben misschien even veel rechten, maar ze worden in ieder geval niet vermeld. De vreemdelingen des te meer. Eigenlijk zeiden we alle twee hetzelfde : niemand uit onze kennissen-kring achten wij in staat om iemand in deze vrieskou buiten op straat de nacht te laten doorbrengen. Wel integendeel! Eigen aan ons volk, was mijn bedenking! Van kindsbeen-af ingestampt, voorbeeld; Sint Maarten.
Voilà, zei ons meisje, daar heb je nu eens een fantastisch onderwerp om over te schrijven. Waar gaan we altijd voort al die mantels om in twee te snijden, blijven halen!? En wat vond ik op Internet over mijn bloed-eigen Sint Maarten? Deze keer het echte verhaal, naar ik mag verhopen. Vooral omdat het gelinkt is aan Tours en aan 11 November, in de Westhoek wel een zeer beladen datum en een zeer beladen naam.
Waarom Tours (Fr) gelinkt aan WO I een belletje doet rinkelen, is een ander verhaal. Maar ik ben geneigd deze Sint te geloven. Daarom moet men over de vluchtelingen-miserie van de Westhoekers die in WO I naar Frankrijk (Artesië, Picardië) gevlucht waren uit de eerste hand hebben horen vertellen….Meteen weet ik waarom, eenmaal volwassen, ik de kathedraal van Tours, zonder ze ooit te hebben in werkelijkheid gezien, bijna mooier vond dan die van Chartres…Het was namelijk juist dat interieur dat op het Pl. Communie-diploma van mijn vader stond, thuis achter glas in de beste kamer. Tours, 1915. Onze Pa was toen bij die kennismaking met zijn verleden echter al meer dan 40 jaar overleden. Och, al die namen! Amiens, St Omer, Vlaanderen in Franktrijk – tot Tours, onderweg naar Compostella en Rome…

De Heilige Martinus, Grote of St Martinuskerk
te Doesburg en St Martinuskerk te Baak
Geplaatst door arnold.hebbink op Don, 11/06/2009 - 19:07. HEILIGEN, voorbeeldige helden van God
Martinus van Tours (316-397)
Gallisch-Romeins bisschop en apostel der armen
(door Gerke Hoekstra, Zelhem)
Bij het graf van St. Maarten in Tours hangt een ex-voto. Het is een geëmailleerde tegel als dank voor een bewezen gunst. Hierop staat: ‘à Saint Martin 11 novembre 1918. Foch, marechal de France’. De 11e november is de einddatum van de Eerste Wereldoorlog. In deze orgie van dood en geweld waren 65 miljoen soldaten in het geding; 8,5 miljoen zijn gesneuveld en 20,5 miljoen voor hun leven beschadigd. De invloed van deze vroegmiddeleeuwse heilige moet verreikend zijn geweest.
Liefdadig en spijkerhard
Sommige handelingen zijn niet weg te branden uit het Europese geheugen. Begin 14e eeuw reist een Ierse monnik naar het Heilige Land via Frankrijk. In schitterende bladzijden vermeldt de opgewonden kloosterling Parijse bezienswaardigheden: haren en melk van de maagd Maria, een spijker van het hoogheilige kruis, de lans waarmee soldaat Longius de zijde van Christus doorboorde. Daarna de kathedraal van Amiens, met het hoofd van Johannes de Doper en de nog rechtopstaande poort waaronder St. Maarten zijn mantel deelde met een bedelaar. Maar het leven van onze heilige is meer dan een verknipte mantel. De Vergulde Legende tekent een liefdevol portret van Martinus. Daarenboven kent de man het onvoorstelbare geluk beschreven te zijn door een zeer welwillende biograaf, een zekere Sulpius Severus. Diens beeldvorming heeft de eeuwen doorstaan. Maar bij nadere studie blijkt Maarten toch nog minder elegant dan wij graag voor ogen hebben. De sint is ook kind van zijn tijd. Hij is een wonderdoener, een doorwrocht theoloog, een ijveraar tegen ketters, een spijkerharde en intolerante bestrijder van de heidenen, een duiveluitbanner. Elk van deze kwalificaties scoort een passende hoeveelheid mirakels. Maar wat door alles heen sijpelt, is toch een indrukwekkend soort menselijkheid en lankmoedigheid. Dat kun je ondermeer aflezen uit die gebeurtenis te Amiens tijdens de abnormaal strenge winter van 334. Een rillende bedelaar smeekt voorbijgangers zich over hem te ontfermen. Maarten, dan nog Romeins soldaat, heeft niets dan zijn mantel. Hij grijpt zijn zwaard, snijdt het kledingstuk doormidden en geeft de ene helft aan de arme. Sulpius vermeldt :‘Onderwijl waren er onder de omstanders enigen die lachten, omdat hij er met zijn afgescheurde mantel mismaakt uitzag’. En dan volgt er een schitterend stukje cultuurkritiek. ‘Maar velen, gezonder van geest, zuchtten diep, dat zij iets dergelijks niet hadden gedaan, hoewel zij welgestelder, de arme hadden kunnen kleden zonder zichzelf uit te kleden’. De lezer zal weten dat dit commentaar niets van zijn actualiteit heeft verloren. ’s Nachts verschijnt aan de soldaat Christus zelf; voor de jongeling een aansporing te meer zich te laten dopen en de militaire dienst te verlaten. Hiermee verlaat hij ook de wereld en wordt vooreerst kluizenaar. De heremiet heeft overigens wel een scherp oog voor de dogmatische twisten in die jaren. Maarten is ook systeembouwer.
Drie tegen Eén
Het zit de vroege christenheid na keizer Constantijn de Grote (weelderig verbeeld in de Oude St. Helenakerk in Aalten) zo rond de vierde eeuw niet mee. Een godsdienst op weg naar het centrum van de macht heeft behoefte aan eenheid in organisatie en overtuiging. In de geloofsbelijdenis van Nicea in 325 (Maarten, geboortig uit Hongarije, is dan negen jaar oud ) over de ‘natuur van Christus‘ worden dogmatische punten op een leerstellige identiteit gezet. Deze bisschoppenconferentie zet de toon. De Triniteit (Drie-eenheid) is dan het sluitstuk van heftige debatten. De goddelijkheid van Jezus, ‘Waarachtig God uit waarachtig God... van hetzelfde wezen met den Vader’, is voortaan het richtsnoer van leer en leven. In één ademteug wordt er in Nicea afgerekend met de bezwaarden, ook wel arianen genoemd. Deze zijn volgelingen van bisschop Arius. De man verkondigt de unitaristische stelling, dat Jezus niet goddelijk is, maar het hoogste schepsel. De sympathie voor deze Arius blijkt toch aanzienlijk. Vooral ten tijde van keizer Constantijn ll, zo rond 350 een geducht ariaan, zijn de trinitariërs rijp voor gevangenis, boete en verbanning. En hiermee zit je al midden in de zorgen van de aanstaande heilige. De Legende vermeldt met afgrijzen dat de wereld is besmet met de ‘walgelijke melaatsheid van het arianisme’. De vierde eeuw loopt vol bittere woordgevechten over de status en de ‘natuur van Jezus’ plus het daarbij passend handgemeen. Martinus en zijn leermeester Hillarius van Poitiers ontpoppen zich als geharnaste verdedigers van de Triniteit. Maar ze blijken godgeleerde rebellen in een keizerlijke unitarische omgeving en niet te dompteren. Nu ja, het levert Hilarius verbanning en Martinus een publieke geseling op. En zoiets loont zich in de legendevorming. Het moet de heilige wel geraakt hebben.
Hier past dan ook een hardhandig mirakel, ongeveer 150 jaar na zijn dood. In 550 melden zich gezanten van een wanhopige Spaanse koning aan Maartens tombe in Tours. De kroonprins is doodziek en de ex-voto voor dit kind is afgemeten in zilveren lichaamsgewicht. Maar de gelukzalige blijkt niet gecharmeerd van deze onderhandeling. De Spanjaard is namelijk een volbloed ariaan. Dit eindeloze gebrek aan eerbied jegens de Triniteit vraagt een straffe correctie. Geslagen meldt de deputatie zich terug. De koning doet een gelofte. Als zijn ambtenaren dit keer terug zullen keren met een wel werkzame reliek dan zal hij zich bekeren tot de Drie-eenheid van St. Maarten. Op de tombe van de gelukzalige wordt een zijden mantel gelegd. Tijdens die nacht ruist veelbelovend engelenzang. De morgen daarop blijkt dit kledingstuk loodzwaar, want opgeladen met het virtus van de sint. Het omkleedsel is een reliek geworden. De thuiskomst van de mantel is uitzinnig. Vanaf die jaren dagtekent men in Spanje dan ook de overgang van het arianisme naar de katholieke Drie-eenheid.
Ongewassen wonderdoener wordt bisschop
Na ontslag uit ’s keizers dienst sticht Maarten een klooster in Ligugé bij Poitiers, dat is zijn eigenlijke roeping. Van heinde en verre stromen de postulanten toe voor een leven in eenzaamheid, gebed, liefde en armoede. Dit klooster ademt aantrekkingskracht. Kaarsrecht staat hier het verhaal van de dode doopleerling, ongedoopt gestorven en door Maarten tot leven gewekt. Een ongedoopte dood is voor toenmalig begrip een regelrechte verdoemenis van lichaam en ziel. De Godsman strekt zich uit over de ontzielde ledematen. Sulpius vervolgt: ‘uit het lichaam gescheiden was hij (de doopleerling) voor de stoel des Rechters geleid. Daar had hij zijn droevig vonnis vernomen, verwezen naar de duistere plaatsen. Daarop hadden twee engelen de Rechter ingefluisterd, dat dit nu de man was voor wie Martinus bad’. Probatum est... ‘Vanaf dat ogenblik begon de naam van de zalige te stralen’.
Hiermee komt de vita van Maarten op stoom. In 371 is er in de stad Tours een bisschoppelijke vacature. Protocollair gezien hebben uitsluitend prelaten van adellijke komaf recht op deze baan. Dat is overigens niet naar het gevoelen van de parochianen. Hun instinct is trefzeker. Kleurrijk beschrijft Sulpius de verbijstering van de elite, als blijkt dat het voetvolk de voorkeur geeft aan die mallotige, misvormde, lelijke en wonderdoende kluizenaar; een bisschop-elect ,eenvoudig, ongewassen en van grote allure. De roem van deze monnik is dan al wijd en zijd verbreid. Met grote verbazing stellen de bisschoppelijke hoogwaardigheidsbekleders vast dat deze kluizenaar ‘verachtelijk was van optreden, en dat een man verwerpelijk van uiterlijk in vuile kleren en onverzorgde haren het bisschopsambt niet waardig was’. Maar de kloosterlijke vrede is hem hierna niet meer vergund. Er moet worden geadministreerd, gezag uitgeoefend en geëvangeliseerd. Dit laatste loopt uit op een nietsontziende confrontatie tussen Christus en een droefgeestig heidendom. Maarten is voor de harde hand. De Gallische goden zijn alomtegenwoordig. Een vergelijk is onmogelijk.
Te wapen tegen vervloekte afgoderij
De heilige wapent zijn metgezellen met bijl en schop. Het onkruid is een weelderig heidendom. Er is de dondergod Taranis, heer over de hemel, schrikwekkend en vurig. Esus, god van de wouden, Cernussus, god van de natuur, Brigit, godin van de vruchtbaarheid, Ankou, heer over de doden en de ultieme ontzetting. Och, deze figuren zijn voor ons internetwijsheden, virtuele gedrochten zonder emplooi. Maar voor de vroegere mensheid wasemt dit illustere godengezelschap weinig genade. Tot diep in de 19e eeuw vind je nog sporen van deze natuurgodsdiensten in gruwelijk bange verhalen en een wrede plattelandse folklore. Voorts blijkt Frankrijk bezaaid met ontelbare lokale godheden, aan een rivier, op een heuvel, een kruispunt; alle bevoegd en bekwaam voor huis-, tuin- en keukengebruik. Maarten kiest voor de tactiek van de verschroeide aarde.
Het mirakel van de terugtollende Pinus Sylvestris is illustratief geworden voor de almacht van de God van Martinus. Sulpius meldt: ’In een dorp had hij een oude tempel verwoest en hij was juist begonnen een oude pijnboom vlak naast het heiligdom om te hakken...’. Die boom, symbool van vruchtbaarheid, is de wijkplaats van demonen, aldus de Godsman. De zaak staat plots op scherp. Aangezien Maartens militaire overmacht te groot blijkt, verzinnen de heidenen een creatief godsoordeel. De afgodendienaars zullen zelf de demonische boom omhakken, maar dan wel richting de heilige. Maarten wordt geboeid neergezet in de valbaan. Zijn rillende monniken hebben er weinig vertrouwen in. De stam kraakt naar Martinus. De sint slaat een kruisteken. Halverwege de val aarzelt het gevaarte en de boom wordt door een plotselinge wervelwind terug getold. Deze stort de tegenovergestelde kant op. ‘De heidenen waren verbijsterd over het wonder, de monniken weenden van blijdschap’. Een enorme menigte beteuterde barbaren begeert terstond de handoplegging.
Van duiveluitdrijving tot snoepgoed
Moeiteloos kun je bladzijden vullen met wonderen van deze zwaargewicht: ontmaskerde duivels, smadelijk op de vlucht gejaagde demonen, series bloedstollende genezingen. Het is een indrukwekkende rij. Voor toenmalige generaties is er het sterke weten dat deze representant van Christus en de apostelen met virtueuze macht doordrenkt is. Deze wonderdoende kracht nestelt zich niet alleen in zijn lichaam, maar ook in de bijbehorende accessoires: kledingstukken, bedstro, de stok, een eigenhandig geschreven brief. Dat is zijn legitimatie van Godswege. Sulpius: ‘Men mag ook niet voorbijgaan aan het feit, dat vezels van zijn gewaad en zijn geitenharen deken afgetrokken, vele wonderen hebben gedaan bij zieken. Om de vingers gewikkeld of om de hals gebonden hebben zij vaak ziekten van lijders verjaagd‘. Contactmagie noemen we tegenwoordig wat meesmuilend dit verschijnsel. Het is alomtegenwoordig bij heiligen. Een zesde eeuwse opvolger van Maarten, bisschop Gregorius van Tours, een beroemd historicus, vertelt terloops dat hij zware buikklachten heeft. Een draadje getrokken uit het grafkleed van de gelukzalige en vastgehecht op de zere plek doet wonderen. Na Maartens dood wordt zijn lichaam overgebracht naar Tours; een processioneel en feeëriek moment. Hele volksstammen invaliden herkrijgen hun gezondheid in de schaduw van de baar. En nog is daarvan het einde niet. Tours ontwikkelt zich tot een markante halteplaats op weg naar de H. Jacobus. De beroemde twaalfde eeuwse pelgrimgids naar Santiago komt woorden tekort. ‘De schrijn blinkt uit door talrijke wonderen. Zieken komen daarheen en worden genezen, bezetenen worden van de duivel verlost, blinden worden weer ziende en kreupelen gaan weer lopen. Zijn feestdag wordt op 11 november gevierd.’ Dat de huidige St. Maarten op 11 november bevoegd is verklaard voor gratis snoepgoed is een deerniswekkende samenvatting van een wonderbaarlijk leven.
Bronvermelding:
Tekst: Gerke Hoekstra (Zelhem). Met enkele foto's van Jan Ebbers (Aalten), overige afbeeldingen van Internet
Bewerking: Hans de Boer (Aalten

Geen opmerkingen: