dinsdag 13 april 2010

RESPECT VOOR VERDRINGERS ? (1)

/
















.
RESPECT VOOR OPDRINGERS ? (1)




Opmerking:
Onderstaand artikel past als gegoten op Vlaanderen. Dit, niet alleen voor wat betreft de Muzelmanse Invasie, maar evenzeer voor de opdringende Fransdolheid.
Deze gedachte werd in het laatste nummer van Kort Manifest van de Wies Moens-Stichting uitgebreid belicht. De Franstaligen denken, Napoleon achterna, nog altijd dat zij de natuurlijke Leiders zijn van Europa, van de Westerse Beschaving, van de ganse wereld, ja zelfs van het heelal. Digitalia denkt een beetje verder na over deze piste….De Franse pretentie heeft al een van de meest authentieke en rijkste streken van Vlaanderen definitief ingepalmd (Frans Vlaanderen). De Vlaamse hoofdstad, Brussel, is hen quasi definitief in de schoot gevallen. Heden ten dage moet er zelfs onderhandeld worden (BHV) om die uitdeinende olievlek van de gebiedsroof in te perken. En wat meer is, de Federale On-Staat wordt geregeerd dank zij de medeplichtigheid van de nationale kleur-partijen, door een meerderheid van Franstaligen. Ruim voldoende om een heruitgave van de Brugse Metten te luiden!
FILANTROOP besluit dat uitsluiting van wie zich verzet (Wilders) het gevolg is. Dagdagelijkse politie-bescherming kan niet blijven volstaan. Net als bij de voormannen van het Vlaams Blok/Belang in Vlaanderen. Deze toestand wordt, met de dag, explosiever – en leidt tot een gewapende burger-oorlog. Met als wapen…het Rode Potlood…
Ik hoop dat de boodschap aanslaat….


Hoofddoekfanaten eisen openbare ruimte op.
FILANTROOP - 13 APRIL 2010
Het Vrije Volk.

Onder de inmiddels uitgewerkte typering dat de afkeer voor de hoofddoek ingegeven zou zijn door angst, hebben een paar moslima’s zich in een column in de Volkskrant op de Nederlandse samenleving geworpen.

Wat de dames kennelijk ontgaan is, is dat de tegenstanders van de hoofddoek de afkeer voor dat kledingstuk uit zeer uiteenlopende argumentatie putten, anders dan slechts de irrationele islamofobie waar de linkse en islamitische mens de “hoofddoekvrezer” doorgaans van betichten.

Allereerst is het volgens Nederlandse begrippen geen traditie dat niet-geestelijken zich met kleding tooien die de beleden religie uitdraagt. Er werd vroeger, en nu nog zelden, in bepaalde regio’s aan de folklore van klederdracht gedaan. Een cultuurhistorisch verschijnsel dat niets met religie uitstaande had, en hier en daar in stand gehouden werd ten faveure van het toerisme of het eerbiedigen van het cultuurhistorisch erfgoed.

Er waren vormen van uitmonstering die verband hielden met de beroepen die uitgeoefend werden. Zo kon je de bakker onderscheiden van de slager. De automonteur leek niet op de tramconducteur. De predikant en de pastoor konden elkaars bloed wel drinken maar leken in de verste verten niet op elkaar. Dat de politieagent een herkenbaar uniform droeg kwam bij onraad goed uit.

Katholieken, protestanten en Joden waren niet herkenbaar aan hun kleding, tenzij ze het beroep van geestelijke beoefenden of in kloosters samenschoolden. Maar de aanhang kleedde zich niet conform het geloof, enkele conservatieve sekten daargelaten. Maar dan nog bleef het beperkt tot een setje zwarte kousen, en uitsluitend in kleine gemeenten waar de sekte een aanhang had.

Het dragen van een aan de religie inherente uitmonstering door volgelingen van zo’n religie was dus geen traditie in Nederland. En zelfs geestelijken hebben het dragen van een aan het ambt gebonden uitmonstering in de loop der tijd vaak achterwege gelaten, tenzij het Palestijnensjaaltje van dominee Hans Visser iets over zijn geloof zegt.
Nederland kent verscheidene religies en belijders van religies. Het is opvallend dat er maar één religie is waarvan de belijder zich het recht tot het dragen van religieuze kleding in de openbare ruimte opeist. Het is ook de enige religie die groteske gebedhuizen eist. De enige religie die zich altijd misnoegt toont over de bejegening door anderen.
Dat er Nederlanders zijn die hechten aan een religieus en politiek neutraal straatbeeld heeft alles te maken met de traditie van dit land, waarin men aan de kleding die gedragen werd hoogstens de regio waar men vandaan kwam of ambt dat uitgeoefend werd herkende. Het dragen van een keppeltje door Joden was hoge uitzondering. Het kruisje werd vooral bescheiden gedragen. De uniformdracht door politieke stromingen werd wijselijk in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog verboden toen deze al te drastisch het straatbeeld begon te bepalen.
Een religie die zich sedert de jaren zestig massaal vestigde, maar zich zo weinig bescheiden opstelt en de Nederlandse traditie van een neutrale openbare ruimt meent te moeten negeren roept terecht ergernis op bij de burgers. Ondanks dat katholieken, protestanten en Joden in Nederland een lange historie ingesleten hebben, zou het en masse dragen van een religieuze uitmonstering door de belijders van deze religies ook ergernis oproepen.
Dat na circa veertig jaar islam in Nederland moslims niet kunnen begrijpen dat ook Nederlanders hechten aan een traditie doet niet vermoeden dat ze dezelfde mate van respect voor de Nederlanders kunnen opbrengen als ze juist van de Nederlanders eisen. Het luttele feit dat moslims besloten naar Nederland te emigreren houdt niet vanzelfsprekend in dat Nederland zich in cultuurhistorisch opzicht zou moeten verbouwen.
Afgezien van eventuele morfologische eigenschappen herken je een boeddhist, Hindoe of Jood niet aan de uitmonstering. Waarom zou het van de islam als uitzondering wel geaccepteerd moeten worden dat niet-geestelijken hun religie in de openbare ruimte zo ostentatief uitdragen?
Interessant is de vraag waarom het toch altijd en overal de islam is die zich miskend voelt en daarom ten strijde trekt om de kennelijk onthouden rechten te verwerven. Overal waar de islam zich wist te vestigen en de overhand kreeg verkeren juist andere religies in een gedeclasseerde positie en worden de rechten op uiterlijk vertoon drastisch ingetoomd zo niet verboden. Dat de islam wel verdraagzaamheid eist maar niet zelf biedt, is misschien het meest belangwekkende argument de toename van de uiterlijkheden van islam met argusogen te bezien.
Dominante religies en totalitaire ideologieën verschillen nauwelijks in de hang de openbare ruimte te overheersen. Beide categorieën willen de wijde omgeving waarin ze heersen aanpassen aan de waan van de eigen grootheid. De territoria waar de islam heer en meester over is herken je aan de uiterlijkheden waar de islam nu ook in Nederland voor strijdt.
Als er werkelijk een hoofddoekangst is, zoals de dames in de Volkskrant beweren, dan hoogstens voor de signalen die de islam afgeeft dat het ernst maakt met de uitbreiding van de invloedssfeer. Dat gaat misschien een tijdje goed, maar er komt een moment dat de Nederlander door begint te krijgen dat de Nederlandse authenticiteit overklast wordt door een dominante religie of een totalitaire ideologie.
En niet alleen moslims maar ook Nederlanders verdragen het niet makkelijk dat ze de eeuwenlang bevochten eigen identiteit moeten opofferen. In dat geval grijpt de Nederlander niet naar het vuurwapen of de bomgordel maar naar het rode potlood.
En dan krijg je een politieke partij waarvan de fractieleider zich moet laten beveiligen wegens doodsbedreigingen. En ook dat is niet typisch voor de Nederlandse authenticiteit.

Toeval of niet? Na het afsluiten van dit artikltje, vond Digitalia in De Morgen precies datzelfde onderwerp, getiteld : De Franstaligen vragen gewoon respect.

Zie Deel 2

Geen opmerkingen: