maandag 4 februari 2013

1195 - WIT EN ZWART OVER DE REPRESSIE


***

Maandag 4 februari

Zon 8u14-17u40

H Veronica, patrones van de Fotografen

Op Sint-Veroontje, verplant uw boompje

***

Wetewatje : KAARSRECHT: recht om kaarsen te vervaardigen

1195 - WIT EN ZWART OVER DE REPRESSIE

 

Fragment v/d muurschilderijen in de Gravenkapel in de O.L. Vrouwkerk te Kortrijk.

 

‘De vensters’, een gedicht van G. Gezelle is hier ontstaan, bij het bewonderen van de wondermooie brandramen in de Gravenkapel.

***

 
Marc Grammens (°1933) aan U voorstellen is iemand er op wijzen dat de zon in het Oosten opstaat, en in het Westen ondergaat. Ik ben niet bekend of er ooit ook maar één Linxe spuiter de moed gehad heeft de man tegen de schenen (of eerger) te stampen. Of een Belgicist die met hem in de clinch durfde te gaan. Net zo min als het mij bekend is, dat muizen leeuwen durven tarten….
Na een gezegend leven, gaat hij binnen afzienbare tijd  op rust. Heeft hij zich voorgenomen. Maar hoe kan een rots in de branding er nu de brui aangeven?
Misschien dat er ergens in de coulissen een jong talent klaar staat om de fakkel over te nemen? De resterende jaren tussen 80 en 100 zullen nooit volstaan om dat vat van wijsheid  over te hevelen.
Marc Grammens is een Encyclopedie van de Vlaamse Beweging die letterkunde kan verzoenen met wiskunde. Hij schrijft met een scalpel en snijdt met chirurgische precisie door het vlees en de ingewanden in al wat witgekalkt graf is rond hem. Zijn beeltenis (bij leven!) tussen de Graven van Vlaanderen in de Gravenkapel van de O.L.Vrouwkerk in Kortrijk zou niet misstaan. Niet alleen omdat daar jarenlang Guido Gezelle heeft gewerkt, maar ook omdat in 1302 de strijders van daaruit vertrokken om  op het nabije Groeninge-veld slag te leveren die Vlaanderen bevrijdde van vreemde heersers.
Toen leunde de kerk aan tegen de nu verdwenen ‘Gravenburcht’. Denk aan het machtige Graven-Steen te Gent. In 1302 huisde daar het Frans garnizoen van Filips de Schone, dat gemeend had uit te breken, om zo de Vlamingen in de rug an te vallen, wat hen belet werd door de Ieperlingen in een heroïsch gevecht om hen binnen de muren te houden.
Hieronder het al lang afgesproken uittreksel uit Jounraal van Marc Grammens over de repressie. Ernest Claes, ook al ’n repressie-slachtoffer (had boeken geschreven die vertaald waren in t Duits!) vertelt daarover als getuige. Grammens spreekt het requisitoor uit als aanklager.

 

***

Ter zake :

De naoorlogse repressie heeft België vernietigd

Aan De Standaard (8.12.12) heeft prof. ern. Lode Wils (door De Standaard voorgesteld als “monument van de Vlaamse geschiedschrijving”) een onbehaaglijk stem­mend interview gegeven dat zijn reputatie van querulant alle eer aandoet, al gaat dit dan wel ten koste van zijn reputatie als geschiedschrijver. Zijn verrassende stelling luidt dat “het Vlaams-nationalisme een produkt is van de kollaboratie in de twee wereldoorlogen”. Degenen die deelgenomen hadden aan de kollaboratie “hebben na de Tweede Wereldoorlog de Vlaamse Beweging zoveel mogelijk in handen genomen”. En nog: “Het Vlaams- nationalisme wordt in belangrijke mate gedragen door de erfgenamen van de kollaboratie”.

Wat de Eerste Wereldoorlog betreft, kunnen we kort zijn. Wils heeft het uitsluitend over de aktivisten, die in het door Duitsland bezette deel van Vlaanderen een greep naar de macht deden, maar die aktivisten werden na de oorlog gevangen gezet, terwijl ondertussen de flamingan­ten die in de loopgraven van de IJzer de hatelijkheden van de Belgische autoriteiten hadden leren kennen, vol anti-Belgische gevoelens van het front terugkeerden. Zij, en niet de aktivisten, waren het die na de oorlog als “Front- partij” naar de verkiezingen trokken. Men leze de dag­boek- en andere aantekeningen van de jonge Joris van Se veren om te merken hoe aan het front jongens als hij, uit een eigenlijk franskiljons en zeker belgicistisch nota­risgezin uit West-Vlaanderen, op de duur zo verbitterd waren dat een van hen, Van Severen, in het parlement (ver­kozen voor Roeselare) uitriep: la Belgique qu’elle crève! Dat had niets met invloed van Duitsers te maken. Wils begaat een denkfout door de historische feiten niet in een breder verband te plaatsen, maar er uitsluitend uit te pikken wat thuishoort in zijn logika en al de rest weg te moffelen.

Voor wat hij zegt over de greep van de kollaboratie uit de Tweede Wereldoorlog op de Vlaamse Beweging geldt dit zo mogelijk nog meer. Het anti-Belgische Vlaams- nationalisme is veel ouder dan de Tweede Wereldoorlog en kan dus per definitie niet uit de kollaboratie zijn ontstaan, maar er is méér: na de oorlog was waarachtig wel ieder­een gearresteerd die iets met de kollaboratie te maken had gehad (plus nog zovele anderen), zodat er van de ex-kol laborateurs weinig of geen invloed uitging. Maar er is iets anders gebeurd. De repressie die na de oorlog toesloeg, voerde een anti-Vlaams terreurbewind in, waar door de Vlaamse opinie krachtig werd op gereageerd. Dat ter­reurbewind is het dat vanaf de Bevrijding voor een sterke heropleving van het anti-Belgische Vlaams-nationalisme heeft gezorgd. Wat denkt Wils wel dat er omgaat in kin­deren die in de Brusselse tram worden geschopt en gesla­gen omdat ze Nederlands praten onder elkaar? Ik kan getuigen dat, althans in Brussel, de anti-Belgische senti­menten in Vlaamse kringen overheersten, ook totaal los van de kollaboratie. Eén voorbeeld slechts. In september 1944 (Bevrijding) begon ik mijn humaniora aan het St.- Jan-Berchmanskollege in Brussel. Daar hing een zeer kombattieve radikaal-Vlaamse sfeer. Eén of twee keren per week braken er gevechten uit tussen de Vlaamse en de Franstalige leerlingen. (Twee jaar later verhuisden de Franstaligen naar het St.-Michielskollege.) In december 1944 of januari 1945, in ieder geval in de eerste winter na de Bevrijding, stuurde de minister van Onderwijs (was dat niet Herman Vosl) een instruktie naar de scholen waarin hij eiste dat ze in alle klassen de Brabangonne zouden aanleren aan de kinderen. Dat gebeurde dus ook in mijn klas, eerste humaniorajaar (dat heette toen de Zesde Latijnse). Alsof het afgesproken was (dat was het niet) begonnen we kollektief te janken in de klas als we de Brabangonne leerden zingen. Dat ging dan over “o dierlijk land der Belgen”, en dat soort fraais. Bij het woord “België” leek de klas te bestaan uit een kudde berggeiten, die het woord zo lang mogelijk rekte tot “Bèèè-hèèè-hèèè-lgen”. Dat was de sfeer, in Brussel, enkele maanden na de Bevrijding. Er zullen in de klas wel kinderen uit goede vaderlandse gezinnen hebben gezeten, maar die deden, zoals jongens van elf jaar doen, met de anderen mee.

Er was dus geen kloof tussen de bezettingstijd en de repressietijd die daar op volgde. Ik herinner mij nog zeer goed hoe in die jaren 1944-45-46-47 in alle Vlaamse krin­gen zonder uitzondering de gruwel van de repressie werd bekommentarieerd, ook in kringen die niet van kollabo­ratie konden worden verdacht. Als kind van de repressie had ik een harde tijd, maar tegelijkertijd was ik ook het voorwerp van veel medeleven. Toen ik beginnend jour­nalist was, gingen alle deuren voor mij open. Eén voor­beeld. In januari 1962 werd ik politiek redakteur van het weekblad De Linie. Kort daarna ging ik naar het parle­ment om mijn accreditatie te regelen. Toen ik mij aan­meldde bij de receptie, begon de bode naar zijn collega’s te roepen: “j’ai le fils de Grammens ici”, en al spoedig werd ik omringd door een tiental personeelsleden van Kamer en Senaat die overliepen van vriendschap. Ze had­den vóór de oorlog mijn vader als volksvertegenwoordi­ger meegemaakt, en vonden unaniem - de Frantaligen voorop - dat wij onheus waren behandeld tijdens de repressie. Hun vriendschap bewees mij veel diensten toen ik later soms in het parlement moest zijn voor mijn werk.

De naoorlogse geschiedenis van de Vlaamse Beweging is niét getekend door de kollaboratie, zoals Wils beweert, maar door de repressie, en dat is iets hele­maal anders. Mensen uit alle richtingen kwamen in Vlaanderen in opstand tegen het onrecht door België tij­dens de repressie begaan, en zeer in het biezonder tegen de verwaarlozing door de Belgische staat van zijn plicht tegenover de gezinnen en de kinderen van de echte en zogenaamde kollaborateurs. Toén, in die naoorlogse jaren, is er ongetwijfeld een golf van België-haat over Vlaan­deren gespoeld, maar wie anders dan België zelf heeft daar schuld aan? Ik las dezer dagen in een gesprek dat kardinaal Danneels had met Het Laatste Nieuws (8.12.12) dat ook hij een kind van de repressie is. Zijn vader belandde bij de Bevrijding kortstondig in de gevangenis op beschuldiging van kollaboratie. Wat had de brave man misdaan? “Elke zaterdag (aldus de kardinaal) maakte hij voor “Winterhulp soep voor de arme mensen” (Winter­hulp was een hulporganisatie, uiteraard - zoals alles - tij­dens de bezetting funktionerend onder Duits toezicht.) Zoals de vader van de kardinaal waren er honderddui­zenden. Soms denk ik dat België toen zijn doodvonnis heeft getekend. Toen Hugo Claus nog in Nukerke woon­de (jaren zestig) en ik daar een lang gesprek met hem had, was hij het met die stelling eens. Hij was óók een kind van de repressie.

 

 

***

 
Omdat mijn schoonvader (°1925), net als de mensen die in Zeeland de zondvloed van 1953 overleefd hebben, pas na 60jaar er aan toe zijn om over die dagen te beginnen getuigen, bezig is met WO II, let ik bij het surfen op eventueel andere ‘oorlogs-verhalen’ die toegespitst zijn op de kuststreek. Ik hoop – bij leven en welzijn – hier op zo’n verhaal terug te komen om er details uit te puren die ons offcieel totaal anders zijn wijsgelmaakt.
Feit 1 : de Vlaamse (en Franse) vissers die hielpen bij de Evacuatie van het Britse Expeditie-leger uit Duibkerken, deden dat alleen omdat ze met de revolver in de nek, daartoe gedwongen werden. Toen was het algemeen bekend (doelbewust verzwegen aan Belgische kant), dat burgers die betrokken waren bij oorlogsdaden (gevechten, sabotage, spionering) zeer uitdrukkelijk uitgesloten waren van de Conventie van Genève. Volgens Internationaal Oorlofsrecht (!) mochten die zonder het minste onderzoek, ter plaatse geëxecuteerd worden. Burgers mochten zich dus bij de vechtende partijen alleen moreel betrokken voelen, maar moest en zich afzijdig houden. Wat weeral op ‘het verzet’ een speciaal licht werpt, en, als reactie, op de repressie. Een door-denjkertje!
Feit 2 : de Britse Admiraliteit had reeds op 20 mei tot de evacuatie van de Engelse ‘hulp-troepen’ uit België besloten en was dus zinnens hun vrienden (de Belgen en de Franse hulp-leger) in de steek te laten. Maar voor ze het wisten, stonden de Duitse pantsers aan Het Kanaal en was de chaos compleet.
Deze dagboeken werden genoteerd in ‘tempo non suspecto’, ttz. binst die dagen zelf, en niet achteraf, opgefleurd met latere kennis. Het zijn daarenboven nog de woorden van iemand die spreekt over de ’Belgische vissers’, en de ‘Belgische kust’, en het Woord Vlaams niet uit zijn pen krijgt.
Besluit : de Vlaamse Beweging werd door België gebruikt als zondenbok, om de eigen leugens en het eigen falen in bloed ten met kogels e smoren. En wat meer is : dat Vlamingen daarvoor om amnestie smeken, die daarenboven geweigerd wordt door de daders, is van het absurde teveel..

 

***

(Get) AA 3AB, strijder-schrijver op rust van blog-bubbels. Hij observeert de wriemelende mensenmassa’s en licht op klaarlichte dag het gebeuren bij met een stal-lantaarn. Want hij heeft niet graag dat Breedsmoel-kikkers in zijn zonlicht komen staan.

“Ut mien zunne, of ‘k straal joe, zei de bie”.
 
 

Geen opmerkingen: